Het slachthuis in Heist-op-den-Berg, dat eind maart zijn erkenning ingetrokken zag na aanhoudende problemen met onder meer de hygiëne, mag voorlopig niet opnieuw open.
Een kort geding bij de Raad van State werd verworpen. Het bedrijf vraagt volgens het federaal voedselagentschap FAVV intussen ook een nieuwe erkenning aan.
Het runderslachthuis in Heist-op-den-Berg lag al jaren in de clinch met het FAVV. Controles hadden geleid tot tientallen pv's over problemen met onder meer hygiëne, onderhoud, opleiding en kwaliteitscontrole.
Op 29 maart werd beslist de erkenning van het slachthuis in te trekken om redenen van voedselveiligheid, nadat volgens het voedselagentschap ook een herstelplan om de inbreuken aan te pakken niets had opgeleverd.
Het bedrijf trok naar de Raad van State om de intrekkingsbeslissing te schorsen, dit via de kortgedingprocedure. Het slachthuis beargumenteerde onder meer dat de overheid niet zorgvuldig zou zijn geweest.
De rechtbank veegde het verweer van tafel. "De Raad van State is van oordeel dat het slachthuis, in het kader van de kortgedingprocedure, niet aannemelijk maakt dat de intrekkingsbeslissing onwettig zou zijn", klinkt het.
Het FAVV, dat tevreden is met het arrest, zegt dat het slachthuis intussen ook een nieuwe erkenningsaanvraag heeft ingediend, maar dat die nog onvolledig is. "Als het dossier compleet is, wordt het opnieuw bekeken. Dan volgt een eerste inspectie van de infrastructuur, waarna een voorlopige erkenning van drie maanden mogelijk is", zegt woordvoerder Katrien Stragier.
"Dan volgen bijkomende inspecties om alle punten na te gaan. Pas daarna kan er een nieuwe definitieve erkenning volgen." (belga)